Voetwortelbeen

De voetwortelbeenderen of ossa tarsi[1] zijn de botten in de voet, gelegen tussen het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula) enerzijds en de vijf middenvoetsbeentjes (één voor elke teen) anderzijds. De botjes bij elkaar worden tezamen ook wel voetwortel of tarsus (van het Griekse ταρσός, voet(zool)) genoemd. Het gewricht dat het scheenbeen en het kuitbeen met de voetwortel maakt, wordt het enkelgewricht genoemd.

De voetwortelbeentjes, op linkerafbeelding van onderaf gezien, rechts van bovenaf:
A=calcaneus (hielbeen), B=talus (sprongbeen), C=os cuboides, D=os naviculare, E=os cuneiforme laterale, F=os cuneiforme intermedium, G=os cuneiforme mediale.
In donkergrijs de middenvoetsbeentjes

Bij vogels en veel dieren is het vaak een lang bot (Tarsus) en lijkt het enkelgewricht op een knie die naar achteren buigt.

De zeven standaard bij de mens voorkomende voetwortelbeenderen zijn:

Accessoire voetwortelbeentjes

Veel mensen hebben nog extra voetwortelbeentjes, die gedurende de embryonale ontwikkeling als extra botopbouwpunt ontstaan. In sommige studies is sprake van accessoire voetwortelbeentjes bij 36% van de mensen.[5] Voorbeelden van deze extra voetwortelbeentjes zijn de volgende:[6][7]

Bij dieren

Bij zoogdieren komt hoofdzakelijk dezelfde zevendeling van de tarsus voor als bij de mens, met verschillen tussen de zoogdieren onderling.

De tarsus bestaat uit:

Bij het varken en de vleeseters komen alle zeven voetwortelbeenderen voor.[8] Bij het paard zijn de ossa tarsi I en II versmolten[8] en wordt vervolgens het os cuneiforme mediointermedium genoemd.[9] Bij het rund zijn het os tarsi centrale en het os tarsi IV versmolten[8] en wordt het geheel het os centroquartale,[9] het os naviculocuboideum[9] of het os centrotarsale[8] genoemd. Ook zijn bij het rund de ossa tarsi II et III versmolten[8] en wordt het geheel het os cuneiforme intermediolaterale[9] genoemd.

Literatuurverwijzingen