Grondvorm van een wig voor het op- of vastwiggenHet splijten van hout met stalen wiggen De werking van een wigWiggen voor het vastwiggen
Een wig, keg of keil is een schuin toelopend blok waarmee iets kan worden vastgeklemd of gekloofd. Het is een eenvoudig hulpmiddel. Er zijn wiggen van verschillend materiaal, zoals hout of staal.
Een goede wig voor het splijten van materiaal bestaat uit twee gladde vlakken, die een hoek van 5 tot 20 graden met elkaar maken.
Door een wig in de opening tussen twee delen van een werkstuk te slaan kan een grote kracht uitgeoefend worden. Een voorbeeld hiervan is de kloofbijl voor het kloven van openhaardhout. In de kop van een bijl of hamer zit vaak voor het vastzetten van de steel een ijzeren wig geslagen. Ook worden dit soort wiggen gebruikt in een oliemolen, maar dan voor het opvoeren van de druk in de laad voor het slaan (persen) van olie.
De werking van de wig berust op de wet van het hellende vlak. Hoe spitser de wig, des te groter de splijtende kracht die ermee uitgeoefend kan worden. Het gebruik van de wig wordt beperkt door de wrijvingsweerstand en de hardheid van de wig.
Een wig van 30 graden verdubbelt de kracht die uitgeoefend wordt op de dwarsrichting van het werkstuk, dus in de breedte in plaats van de lengte (diepte). Bij makkelijk te splijten materiaal splijt dit bij gebruik van zo'n wig eerder dan bij een wig met een kleinere hoek. Bij moeilijk te splijten materiaal wordt met een dergelijke wig te weinig kracht uitgeoefend om het te kunnen splijten en moet een wig met een kleine hoek gebruikt worden.
Deze wiggen zijn te verdelen in leidzame en niet leidzame wiggen. Een leidzame wig heeft een lange schuine kant, dus een grote stompe hoek bij het brede gedeelte en een kleine scherpe hoek aan de punt. Afhankelijk van hun doel en positie zijn er ook duw- of trekwiggen. De wiggen moeten een andere hardheid hebben dan de vast te wiggen delen.
Dunne, ijzeren wiggen worden scheren of scharen genoemd.
Wiggen en wigbeitels voor het splijten of kloven van steen
Doorsnede voorslagblok van een oliemolen. Van links naar rechts: staander, haar, jager, kussen, losbeitel (wigvormig), schei, slagbeitel (wigvormig), schei, kussen, jager, haar, staander (jagers en staanders van ijzer)
Scheer (ijzeren wig) door spijlbout geborgd met een spijker