Grasmosklokje
- Artikel
- Overleg
Hulpmiddelen
Algemeen
Afdrukken/exporteren
In andere projecten
Grasmosklokje | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Galerina graminea (Velen.) Kühner (1935 [1]) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
|
Het grasmosklokje (Galerina graminea) is een schimmel behorend tot de familie Hymenogastraceae. Hij leeft saprotroof op de grond, vaak tussen mossen (geen Sphagnum), vooral in (matig) schrale graslanden, wegbermen en grazige plekken in de duinen, zelden in bossen, op matig voedselrijke, meestal kalkhoudende, zwak zure tot basische zand- en kleibodems.[2]
De hoed heeft een diameter van 5–15 mm. De vorm is aanvankelijk convex, daarna klokvormig of licht umbovormig met een geribbelde rand, oranje.
De steel is 2–5 cm lang en 1–2 mm dik. De vorm is cilindrisch tot iets verbreed aan de voet. De kleur is lichtoranje. Het oppervlak is vezelig, jong met wollige velumrestjes.
De lamellen zijn aflopend, aangehecht tot iets aflopend met tandje. De kleur is oranje.
Het heeft geen duidelijke geur en een licht bittere smaak.
De sporenprint is bruin.
De basidia zijn 4-sporig. De sporen zijn ellipsvormig, dunwandig, zonder kiempore, glad of fijn wratachtig, bleek egel bruin, geen reactie met KOH, en meten 7–9,5 × 4–5 μm. Er zijn geen gespen aanwezig. Cheilocystidia zijn over de hele steel aanwezig en meten 27-43 × 5-7 × 1,5-3 × 2,5 μm. Pileocystidia zijn ook aanwezig.
Het komt voor in het grootste deel van Noord-Amerika en de meeste Europese landen. In Nederland komt het grasmosklokje algemeen voor.[2]